![]() |
. |
Kasteel Duivenvoorde is een in aanleg middeleeuws kasteel dat later verbouwd is tot een buitenplaats. Het staat bij Voorschoten (Zuid-Holland).
De oudst bekende eigenaar van Duivenvoorde wordt genoemd in een akte uit 1226: het was een telg uit een oud Hollands adellijk geslacht: Philips van Wassenaar. Hij hield het kasteel in leen van zijn oudste broer Dirk.
Philips van Wassenaar werd opgevolgd door zijn zoon Arent. Deze Arent is de eerste die 'heer van Duivenvoorde' werd genoemd. Van hem is bekend dat hij onder graaf Willem II van Holland een militaire rol speelde en ook dat hij de ridderslag ontving.
In die tijd bestond het kasteel uit een grote vierkante donjon met een gracht eromheen. Resten van de donjon zijn nog steeds aanwezig in de middenbouw van het huidige kasteel (tussen de twee vleugels van het kasteel) en zijn voor de bezoekers bijvoorbeeld zichtbaar aan een gotische kaarsennis in de achterwand van de centrale hal.
![]() |
(detail van een tapisserie van Joost Jansz. Lanckaert). . |
In 1345 braken de Hoekse en Kabeljauwse twisten uit. Graaf Willem IV van Holland was tijdens een slag gesneuveld en nu ontstond een strijd om de macht tussen zijn zus Margaretha van Beieren -gesteund door de Hoeken- en haar zoon Willem, zelf gesteund door de Kabeljauwen [meer weten]. Ridder Arent III van Duivenvoorde (de achterkleinzoon van de eerste Arent) koos de zijde van de Hoeken. Maar de Kabeljauwen kregen de overhand en Arent werd verbannen. Na het betalen van flinke sommen geld mocht hij terugkeren naar zijn kasteel.
In 1392 laaiden de Hoekse en Kabeljauwse twisten weer op: Aleid van Poelgeest, de minnares van de graaf van Holland Albrecht van Beieren, werd vermoord door de Hoeken. Als wraak liet de graaf kastelen van Hoekse edelen verwoesten. Ook Duivenvoorde werd verwoest en de toenmalige kasteelheer Arent IV werd verbannen. Later kwam er toch verzoening en Arent ging zelfs samen met Albrecht van Beieren op veldtocht tegen de Friezen. Ook werd het kasteel hersteld.
In de 15de eeuw werd het kasteel uitgebreid. Er was groeiend behoefte aan woonruimte en daarom lieten Jan I en zijn zoon Arent V van Duivenvoorde verschillende vleugels rondom de oude donjon optrekken (zie reconstructie hiernaast: het kasteel gezien vanuit het noordoosten).
Net voor de tijd van het eerste beleg van Leiden (1573) was het kasteel in handen van Adriaan van Duivenvoorde. Hoewel de Spaanse troepen in Holland toen ontzettend veel vernielden, werd kasteel Duivenvoorde gespaard. Vermoedelijk is dat te danken aan het feit dat Adriaan een hooggeplaatst katholiek geestelijke was.
Adriaan van Duivenvoorde liet het kasteel na aan zijn neefje Arent VII van Duivenvoorde. Arent VII voerde een felle strijd om het land vrij te maken van het Spaanse juk. Uiteindelijk moest hij naar het buitenland vluchten, waar hij zich bij de watergeuzen aansloot. Arent betrad weer de Nederlandse bodem toen de watergeuzen Den Briel innamen (wat het eigenlijke begin was van de opstand tegen het Spaanse bewind).
![]() |
In de middenbouw zitten de resten van de oorspronkelijke donjon verscholen, en ook de rechtervleugel bestaat gedeeltelijk uit middeleeuws muurwerk. . |
In 1631 liet deze Johan het nog geheel middeleeuws kasteel grondig verbouwen tot een comfortabele woning.
Weinig werd gesloopt; de meeste muren van het oude kasteel bleven gewoon staan en werden voorzien van kruisvensters. Wel werden twee muren en het bovenste gedeelte van de donjon gesloopt; uit de donjon en een daarachter staande middeleeuwse vleugel werd de huidige middenbouw van het kasteel gevormd. Ook de rechtervleugel kreeg toen zijn huidige uiterlijk. De linkervleugel zag er toen echter anders uit dan nu: het was een paviljoen van geringe diepte, met tussen dit paviljoen en de middenbouw een rechthoekig torentje aan het binnenplein.
In 1717 liet Johans achterkleinzoon Arent IX van Wassenaar van Duivenvoorde het kasteel opnieuw verbouwen. Toen werd het aangezicht van de linkervleugel ongeveer identiek gemaakt aan de rechtervleugel.
In 1721 kwam Arent IX te overlijden; hij was de laatste mannelijke telg uit het geslacht Van Wassenaar van Duivenvoorde. Het kasteel vererfde in de vrouwelijke lijn op de familie Torck.
In 1817 kwam het kasteel door huwelijk en vererving in handen van het geslacht Van Neukirchen. In 1830 vererfde het kasteel weer in de vrouwelijke lijn en kwam aan de familie Steengracht. In 1912 ging het kasteel over op de familie Schimmelpenninck van der Oye.
Kort
vóór het einde van de tweede wereldoorlog brachten
de Duitsers in de omgeving van het kasteel een nog overgebleven
V2-raket tot ontploffing, waardoor het kasteel zwaar beschadigd
werd. Het kasteel werd tussen 1957 en 1963 grondig
gerestaureerd.
In 1960 liet de toenmalige eigenares jonkvrouwe L.H. Baronesse Schimmelpenninck van der Oye het kasteel in een stichting onderbrengen.
Het kasteel is gedeeltelijk te bezichtigen (tegen entree). De linkervleugel wordt nog steeds bewoond.
Kasteel Duivenvoorde Laan van Duivenvoorde 4 Voorschoten
|
Tekst: Mathieu Fannee
Met dank aan Wiktor Losenko, die mij enkele correcties heeft toegestuurd.
Geraadpleegde literatuur:
Canneman, E.A. & Klooster, L.J. van der (1967). De geschiedenis van het kasteel Duivenvoorde en zijn bewoners. Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage;
Canneman, E.A. & Nieuwenhuis, H. (1987). Kasteel Duivenvoorde, Herdruk deel XXIII NKS-ANWB serie, Nieuwe reeks deel 18 uit de serie 'Nederlandse Kastelen', Nederlandse Kastelenstichting;
Kalkwiek, K.A. & Schellart, A.I.J.M. (red.) (1980). Atlas van de Nederlandse kastelen, A.W.Sijthoff's Uitgeversmaatschappij b.v., Alphen a/d Rijn, p.160-161
Stöver, Jos et al (2000). Kastelen en buitenplaatsen in Zuid-Holland, Walburg Pers, Zutphen, p.202-207;
http://www.historisch-toerisme-bureau.nl/artikelen/Kastelen/kasteel_duivenvoorde.htm;
Illustraties:
(detail van het tapisserie van
het ontzet van Leiden door Joost Jansz. Lanckaert [Museum het
Lakenhal in Leiden]) Mathieu Fannee;
(reconstructie-tekening)
Mathieu Fannee, naar het
voorbeeld van een tekening op pagina 9 van bovengenoemd boek van
Canneman en Van der Klooster;
(foto's van het huidige
kasteel)
Mathieu Fannee;